Standaard Kleine Münsterlander / Heidewachtel
Rasgroep Staande honden, FCI 102, Sectie 1
Algemeen voorkomen
Schofthoogte Gewicht Vacht Kleur Gebruik Gezondheid Aard |
Middelgrote hond, met veel adel en elegantie, maar toch een krachtige werkhond.
Reuen 52-56 cm, Teven 50-54 cm. Ongeveer 20-25 kg. Sluik tot lichtgolvend, dicht, middellang en vast aanliggend haar met mooie bevedering. De middellange vacht is makkelijk in het onderhoud en heeft behalve regelmatige kambeurten geen bijzondere verzorging nodig. Bruinwit of bruinschimmel, eventueel met tanaftekeningen bij wangen en ogen zijn toegestaan (Jungklaus aftekening). Oorspronkelijk gebruikt bij de jacht in de heidegebieden met grote bos- en moerasvlakten. Allround jachthond die dicht bij de jager blijft, dus onder het geweer jaagt. Geeft door roerloos te blijven staan aan waar het wild zich bevindt en is een goede apporteur, ook uit diep water. Zijn lichamelijke gesteldheid en scherpe verstand maken hem geschikt voor elk soort jacht en elk soort terrein. Er zijn geen rasgebonden gezondheidsproblemen bekend. Intelligende en onvermoeibare hond. Hij is trouw, een uitstekende waakhond, een goedaardige huisgenoot en een grote kindervriend, dat alles maakt hem tot een prettige huisgenoot. |
Details
Hoofd Snuit Oren Ogen |
Adelijk, droog, licht gewelfde, niet te brede schedel met stop. De uitdrukking van het hoofd behoort tot het type. Krachtig, recht. Korte, goed gesloten lippen. Neusspiegel bruin, lichte vlekken op de neusspiegel zijn ongewenst. Breed, hoog aangezet, dicht aanliggend, lopen naar beneden puntig toe, niet te ver over de mondhoeken reikend. Kortharige gladde oren zijn fout. Liefst donkerbruin. Oogleden sluiten straks om de oogbol en bedekken het oogbindweefsel. Entropion/ectropion en roofvogeloog zijn fouten. |
Romp
Borst Hals Nek Rug Buik Huid Beharing Benen Voeten Staart NB |
Diep en ruim, niet smal of tonvormig. Middellang. Gespierd en lichtgebogen. Recht, zeer vast en krachtig, van gemiddelde lengte, met brede stevige lendenen. Licht opgetrokken. Strak aanliggend. Soepel gesloten, middellang en licht golvend, glad aanliggend. Voorbenen recht, bevederd. Achterbenen goed gehoekt met broekbeharing. Rond, gewelfd, gesloten. Te veel beharing is ongewenst. Middellang, met lange vlag, recht gedragen, het laatste derde deel mag licht naar boven gebogen zijn. Reuen moeten twee, goed in het scrotum liggende teelballen bezitten. |