Zweetwerk
Zweetwerk is een zeer belangrijke tak om vele verschillende redenen, maar de belangrijkste reden is dat wij als jagers/voorjagers/ beheerders een dier nooit langer willen laten lijden dan noodzakelijk. De nazoek is belangrijk en het ritueel van nazoek is net zo belangrijk. Het gaat niet om de snelheid, maar om het secuur werken om succesvol het gewonde (of inmiddels overleden) dier terug te vinden.
Bij zweetwerk hebben we het vooral over de nazoek van grofwild (edel-/sikka-/damhert, ree, zwijn, moeflon, eland en nog veel meer, maar ook soms vos of andere dieren) nadat deze gewond is geraakt door een schot, ongeluk of iets dergelijks. Elk dier waarvan het vermoeden is dat deze gewond is geraakt, moet worden nagezocht en liefst door een ervaren en getrainde hond en voorjager. Zeker bij twijfel van de verwonding kan een ervaren hond deze twijfel vaak voor je weg nemen. Ook is de voorjager getraind in het omgaan en lezen van de natuur nadat een dier alsnog plaats van aanschot heeft verlaten.
Zweetwerk is specialistisch werk. Er zijn drie rassen die hier speciaal voor gefokt zijn: de Hannoverscher Schweiβhund, de Bayerischer Gebirgschweiβhund en de Alpenländische Dachsbracke. Alle drie uit rasgroep 6. Dit betekent niet dat je met een andere (ras) hond geen zweetwerk kunt uitvoeren. Elke hond die speuren leuk vindt en goed met zijn neus kan werken, kan je trainen in het zweetwerk. Echter bovenstaande drie rassen zijn specifiek op een aantal kenmerken gefokt.
Zo zie je vaak dat andere rassen, bijvoorbeeld staande honden, heel anders op een spoor zijn en zich anders gedragen dan deze drie specialisten.
Zweetwerk is één van de zwaarste takken van hondensport/jacht. Het is geestelijk zeer vermoeiend, maar ook lichamelijk is het niet gemakkelijk. Ondanks dat het tempo vaak laag ligt, moet men dusdanig over onbekend en soms bijna onbegaanbaar terrein en/of kan het spoor erg lang zijn tijdens de nazoek. Dit alles eist zijn tol bij de honden. Zorg dus dat je hond in enorm goede conditie is als je sporen uitwerkt. Het tempo laag houden heeft niet alleen te maken met secuur werken van de hond, maar ook met de uitdagingen van het terrein waar je de nazoek moet uitvoeren. De hond moet ook de mogelijkheid hebben voorzichtig hierdoor heen te gaan zonder zichzelf te blesseren. Om gevaarlijke situaties te voorkomen is een laag tempo gewenst. Daarnaast raad ik aan om nooit alleen een nazoek uit te voeren. Je bent vaak onbekend in het terrein en als er iets gebeurt met jou en/of hond dan is het moeilijk hulp in te schakelen.
Materiaal
Voor een nazoek heb je goed materiaal nodig. Denk aan kleding die bestand is tegen weer, wind en terrein, maar ook tegen bijvoorbeeld zwijnen. Bij nazoek hierop zie je dat men bijna altijd kevlar kleding gebruikt. Ook je hond een kevlar vest laten dragen, is dan geen luxe. Kleding dient altijd signaalkleding te zijn, zodat je goed zichtbaar bent.
Ook je hond extra signaalbanden om doen, is geen overbodige luxe. Eventueel een bril om te voorkomen dat takken in je ogen steken.
Halsband of tuig is een persoonlijk keuze. Net als gebruik van zweetlijn (biothane of leer). De één zweert bij leer, de ander bij biothane. Je materiaal moet in ieder geval zonder lussen e.d. zijn en makkelijk door struiken en langs bomen glijden.
Sommige honden werken los, anderen aan minimaal een 10 meter lange lijn. Ook dit is een kwestie van gewenning en training. Bringselen komt ook hiervoor, net als “luid geven”. Zelf werk ik met een hondentuig (evt. kevlar vest) en een 12m lange biothane lijn. Ik heb altijd signaalkleding aan en handschoenen. Dit werkt uitstekend met de biothane lijn waardoor deze ook met nat weer een goede grip heeft, maar de handschoenen zijn ook handig in sleedoorns en/of bramen. Zorg in ieder geval dat je werkt met goed materiaal.
Daarnaast is het aan te raden om tijdens een nazoek te zorgen voor water en snack voor de hond, maar ook voor jezelf. Als je een spoor moet uitwerken van 10km dan heb je het echt nodig. Zorg ook voor ander handige materialen zoals mes (zakmes, mes voor afsteken wild), zaklamp, zakdoekjes (met witte papieren zakdoekjes kan je heel goed bloed onderscheiden van modder), markeerlint, enz. Ga voorbereid op pad!
En dan het werk:
Meestal komen de combinaties voor de nazoek ruim NA het schot, maar het kan dus ook na een auto ongeluk zijn o.i.d. Een jager heeft het dier (net) niet goed geraakt en bij plaats van aanschot blijkt het dier ervandoor. Meestal gaan jagers dan eerst zelf op zoek. Iets wat ik streng afraad, omdat je hiermee het spoor vervuilt en het moeilijker maakt voor de nazoekhond om zijn/haar werk goed te doen. Mijn advies: Haal er altijd een nazoekhond bij.
De voorjager van deze nazoekhond zal eerst als een soort “Crime Scene Investigator” de plek van aanschot onderzoeken. Dit nadat hij/zij gerichte vragen heeft gesteld aan de betreffende jager die hem/haar een beter beeld van de gebeurtenis geven. Om een nazoek in te zetten is het goed om van tevoren te weten met welke soort verwonding je te maken kan hebben. Dit heeft namelijk invloed op wanneer je moet gaan nazoeken en hoe lang een spoor kan zijn (een loper verwonding moet je niet direct gaan nazoeken, want je stoot het dier alleen verder op, een longverwonding kan je redelijk snel nazoeken en zal waarschijnlijk binnen 300m liggen, echter geen enkele verwonding en dus nazoek is gelijk of staat vast!). Een voorjager zal dus de anatomie van een dier goed moeten kennen en herkennen.
Uiteindelijk probeer je een scene in je hoofd in elkaar te zetten waarna je de hond gaat in zetten. En dan is het aan jullie als combinatie om het dier te vinden. Dit stuk lijkt gemakkelijk, maar vergt heel wat training (soms door schade en schande en frustratie) en elke keer is het tijdens de inzet weer anders. Je moet als team aan de slag. En dat team moet perfect op elkaar ingespeeld zijn. Je moet je hond kunnen lezen of hij goed zit, of hij op verleiding gaat, of hij twijfelt. Daarnaast moet je de omgeving kunnen lezen. Een klein afgebroken takje kan al genoeg zijn om te weten dat je goed zit. Er ligt niet altijd zweet. Soms een haartje, vet, huid, botsplinter en soms helemaal NIETS. En ook zonder zweet of ander materiaal kunnen je hond en jij succesvol zijn. Al worden helaas echt niet alle dieren terug gevonden.
Als alles goed gaat kom je bij het dier uit. Deze kan nog leven en dus (nog) gevaarlijk(er) zijn doordat het pijn heeft. Dus ook dit laatste stuk moet je bedachtzaam zijn. Je hond moet leren om niet als een wilde zo op het dier af te gaan, maar af te tasten en eventueel te gaan stellen van het dier. De jager die mee is (of als je zelf je geweer draagt) zal dan het vangschot moeten geven. Je wilt je hond dan niet ertussen hebben staan. Zelfs als het dier al dood is, is het goed om altijd voorzichtig het laatste stuk af te handelen.
Het mooie aan een goede nazoek is dat het een samenspel is tussen hond en mens. Maar zelf hoop ik altijd dat ik voor spek en bonen mee ga op een jacht of dat ik er later niet bijgehaald word. Niet omdat ik het niet leuk vind, maar als we niet ingezet hoeven te worden dan heeft het dier NOOIT geleden. Het is door de jager perfect geraakt en heeft nooit geweten wat het is overkomen.
Maar aan alle jagers: wacht niet te lang met het inschakelen van onze specialisten. Zij kennen de anatomie van het dier als geen ander en weten vaak meer van de nazoek en wat te verwachten als geen ander!
tekst: Annelies van Beersum
Hieronder een aantal foto's van onze honden tijdens het zweetwerk.
Bij zweetwerk hebben we het vooral over de nazoek van grofwild (edel-/sikka-/damhert, ree, zwijn, moeflon, eland en nog veel meer, maar ook soms vos of andere dieren) nadat deze gewond is geraakt door een schot, ongeluk of iets dergelijks. Elk dier waarvan het vermoeden is dat deze gewond is geraakt, moet worden nagezocht en liefst door een ervaren en getrainde hond en voorjager. Zeker bij twijfel van de verwonding kan een ervaren hond deze twijfel vaak voor je weg nemen. Ook is de voorjager getraind in het omgaan en lezen van de natuur nadat een dier alsnog plaats van aanschot heeft verlaten.
Zweetwerk is specialistisch werk. Er zijn drie rassen die hier speciaal voor gefokt zijn: de Hannoverscher Schweiβhund, de Bayerischer Gebirgschweiβhund en de Alpenländische Dachsbracke. Alle drie uit rasgroep 6. Dit betekent niet dat je met een andere (ras) hond geen zweetwerk kunt uitvoeren. Elke hond die speuren leuk vindt en goed met zijn neus kan werken, kan je trainen in het zweetwerk. Echter bovenstaande drie rassen zijn specifiek op een aantal kenmerken gefokt.
Zo zie je vaak dat andere rassen, bijvoorbeeld staande honden, heel anders op een spoor zijn en zich anders gedragen dan deze drie specialisten.
Zweetwerk is één van de zwaarste takken van hondensport/jacht. Het is geestelijk zeer vermoeiend, maar ook lichamelijk is het niet gemakkelijk. Ondanks dat het tempo vaak laag ligt, moet men dusdanig over onbekend en soms bijna onbegaanbaar terrein en/of kan het spoor erg lang zijn tijdens de nazoek. Dit alles eist zijn tol bij de honden. Zorg dus dat je hond in enorm goede conditie is als je sporen uitwerkt. Het tempo laag houden heeft niet alleen te maken met secuur werken van de hond, maar ook met de uitdagingen van het terrein waar je de nazoek moet uitvoeren. De hond moet ook de mogelijkheid hebben voorzichtig hierdoor heen te gaan zonder zichzelf te blesseren. Om gevaarlijke situaties te voorkomen is een laag tempo gewenst. Daarnaast raad ik aan om nooit alleen een nazoek uit te voeren. Je bent vaak onbekend in het terrein en als er iets gebeurt met jou en/of hond dan is het moeilijk hulp in te schakelen.
Materiaal
Voor een nazoek heb je goed materiaal nodig. Denk aan kleding die bestand is tegen weer, wind en terrein, maar ook tegen bijvoorbeeld zwijnen. Bij nazoek hierop zie je dat men bijna altijd kevlar kleding gebruikt. Ook je hond een kevlar vest laten dragen, is dan geen luxe. Kleding dient altijd signaalkleding te zijn, zodat je goed zichtbaar bent.
Ook je hond extra signaalbanden om doen, is geen overbodige luxe. Eventueel een bril om te voorkomen dat takken in je ogen steken.
Halsband of tuig is een persoonlijk keuze. Net als gebruik van zweetlijn (biothane of leer). De één zweert bij leer, de ander bij biothane. Je materiaal moet in ieder geval zonder lussen e.d. zijn en makkelijk door struiken en langs bomen glijden.
Sommige honden werken los, anderen aan minimaal een 10 meter lange lijn. Ook dit is een kwestie van gewenning en training. Bringselen komt ook hiervoor, net als “luid geven”. Zelf werk ik met een hondentuig (evt. kevlar vest) en een 12m lange biothane lijn. Ik heb altijd signaalkleding aan en handschoenen. Dit werkt uitstekend met de biothane lijn waardoor deze ook met nat weer een goede grip heeft, maar de handschoenen zijn ook handig in sleedoorns en/of bramen. Zorg in ieder geval dat je werkt met goed materiaal.
Daarnaast is het aan te raden om tijdens een nazoek te zorgen voor water en snack voor de hond, maar ook voor jezelf. Als je een spoor moet uitwerken van 10km dan heb je het echt nodig. Zorg ook voor ander handige materialen zoals mes (zakmes, mes voor afsteken wild), zaklamp, zakdoekjes (met witte papieren zakdoekjes kan je heel goed bloed onderscheiden van modder), markeerlint, enz. Ga voorbereid op pad!
En dan het werk:
Meestal komen de combinaties voor de nazoek ruim NA het schot, maar het kan dus ook na een auto ongeluk zijn o.i.d. Een jager heeft het dier (net) niet goed geraakt en bij plaats van aanschot blijkt het dier ervandoor. Meestal gaan jagers dan eerst zelf op zoek. Iets wat ik streng afraad, omdat je hiermee het spoor vervuilt en het moeilijker maakt voor de nazoekhond om zijn/haar werk goed te doen. Mijn advies: Haal er altijd een nazoekhond bij.
De voorjager van deze nazoekhond zal eerst als een soort “Crime Scene Investigator” de plek van aanschot onderzoeken. Dit nadat hij/zij gerichte vragen heeft gesteld aan de betreffende jager die hem/haar een beter beeld van de gebeurtenis geven. Om een nazoek in te zetten is het goed om van tevoren te weten met welke soort verwonding je te maken kan hebben. Dit heeft namelijk invloed op wanneer je moet gaan nazoeken en hoe lang een spoor kan zijn (een loper verwonding moet je niet direct gaan nazoeken, want je stoot het dier alleen verder op, een longverwonding kan je redelijk snel nazoeken en zal waarschijnlijk binnen 300m liggen, echter geen enkele verwonding en dus nazoek is gelijk of staat vast!). Een voorjager zal dus de anatomie van een dier goed moeten kennen en herkennen.
Uiteindelijk probeer je een scene in je hoofd in elkaar te zetten waarna je de hond gaat in zetten. En dan is het aan jullie als combinatie om het dier te vinden. Dit stuk lijkt gemakkelijk, maar vergt heel wat training (soms door schade en schande en frustratie) en elke keer is het tijdens de inzet weer anders. Je moet als team aan de slag. En dat team moet perfect op elkaar ingespeeld zijn. Je moet je hond kunnen lezen of hij goed zit, of hij op verleiding gaat, of hij twijfelt. Daarnaast moet je de omgeving kunnen lezen. Een klein afgebroken takje kan al genoeg zijn om te weten dat je goed zit. Er ligt niet altijd zweet. Soms een haartje, vet, huid, botsplinter en soms helemaal NIETS. En ook zonder zweet of ander materiaal kunnen je hond en jij succesvol zijn. Al worden helaas echt niet alle dieren terug gevonden.
Als alles goed gaat kom je bij het dier uit. Deze kan nog leven en dus (nog) gevaarlijk(er) zijn doordat het pijn heeft. Dus ook dit laatste stuk moet je bedachtzaam zijn. Je hond moet leren om niet als een wilde zo op het dier af te gaan, maar af te tasten en eventueel te gaan stellen van het dier. De jager die mee is (of als je zelf je geweer draagt) zal dan het vangschot moeten geven. Je wilt je hond dan niet ertussen hebben staan. Zelfs als het dier al dood is, is het goed om altijd voorzichtig het laatste stuk af te handelen.
Het mooie aan een goede nazoek is dat het een samenspel is tussen hond en mens. Maar zelf hoop ik altijd dat ik voor spek en bonen mee ga op een jacht of dat ik er later niet bijgehaald word. Niet omdat ik het niet leuk vind, maar als we niet ingezet hoeven te worden dan heeft het dier NOOIT geleden. Het is door de jager perfect geraakt en heeft nooit geweten wat het is overkomen.
Maar aan alle jagers: wacht niet te lang met het inschakelen van onze specialisten. Zij kennen de anatomie van het dier als geen ander en weten vaak meer van de nazoek en wat te verwachten als geen ander!
tekst: Annelies van Beersum
Hieronder een aantal foto's van onze honden tijdens het zweetwerk.